Individuen, gemeenschappen en instellingen
Het principe van de eenheid van de mensheid is tegelijkertijd het doel en de werkwijze van Bahá’u’lláh’s Openbaring.
Willen we als samenleving functioneren op een hoger niveau dan dat van een verzameling individuen, dan zijn instellingen nodig om structuur te geven aan haar collectieve inspanningen, om eenheid van visie en actie onder haar leden te bevorderen, om middelen eerlijk toe te wijzen en in het algemeen om haar zaken te beheren. Parlementen, rechtbanken, universiteiten, kunstinstellingen en niet-gouvernementele organisaties behoren tot de vele instellingen die een belangrijke rol spelen in het vormgeven van het leven van gemeenschappen over de hele wereld.
Bahá’u’lláh vergelijkt de werking van de samenleving met die van het menselijk lichaam. Hierin werken talloze cellen samen die, elk vanuit een eigen functie, er gezamenlijk voor zorgen dat het lichaam functioneert als een gezond systeem. Op eenzelfde wijze moeten de relaties waar onze samenleving uit is opgebouwd – relaties tussen individuen, gemeenschappen en instellingen – samen zorgen voor een veerkrachtige samenleving.
”We kunnen het menselijk hart niet scheiden van de omgeving buiten ons en zeggen dat zodra een van beide hervormd is, alles verbeterd zal zijn. De mens is organisch met de wereld. Zijn innerlijke leven vormt de omgeving en wordt er zelf ook diep door beïnvloed. Het een werkt in op het ander en elke blijvende verandering in het leven van de mens is het resultaat van deze wederzijdse reacties.”
We leven in een unieke periode in de geschiedenis waarin de mensheid uit het stadium van de kindertijd komt en haar collectieve volwassenheid nadert. In deze fase ontstaat de behoefte aan een nieuw begrip van de relaties tussen het individu, de gemeenschap en de instellingen van de samenleving. De huidige relatie tussen individuen en instellingen is veelal gebaseerd op wantrouwen. Dit wantrouwen moet opgebouwd worden door de werking van het principe van eenheid toe te passen in alle aspecten van het leven en de maatschappij. De overtuiging dat we tot één menselijke familie behoren vormt de kern van het Bahá’í-geloof.