DEN HAAG, 12 februari 2021 – De voormalige Canadese premier Brian Mulroney behoort tot een groep van meer dan 50 hooggeplaatste juristen, onder wie voormalige rechters van het Hooggerechtshof van Canada, Canadese ministers van Justitie, vooraanstaande juridische academici en praktiserende advocaten, die een open brief hebben geschreven aan de opperrechter van de Islamitische Republiek Iran, Ebrahim Raisi. In de brief wordt diepe bezorgdheid geuit over ‘nieuwe en intense schendingen’ van de mensenrechten van de bahá’í-gemeenschap in het land. Specifiek wordt een recente uitspraak van de rechtbank veroordeeld die de inbeslagname van eigendommen van bahá’ís in Ivel, een dorp in het noorden van Iran, accordeert.
Snapshot van de open brief gericht aan de opperrechter van de Islamitische Republiek Iran, Ebrahim Raisi
‘Leden van het Bahá’í-geloof worden in Iran vervolgd sinds de stichting van het geloof meer dan 170 jaar geleden’, aldus de brief. ‘Onder de huidige Iraanse regering hebben bahá’ís te maken gehad met huiszoekingen, aanvallen op eigendommen, inbeslagname van bezittingen, ontslag uit dienstverband, weigering van toegang tot hoger onderwijs, gevangenisstraf en executie. Bahá’ís hebben naar rechtsmiddelen gezocht, maar dat heeft weinig opgeleverd’.
De ongekende golf van steun komt nadat eigendommen van bahá’ís onterecht in beslag zijn genomen door de Iraanse autoriteiten in Ivel. De inbeslagnemingen, die uitsluitend om religieuze redenen hebben plaatsgevonden, hebben tientallen gezinnen ontheemd en economisch verarmd.
Artikel 49 van de Iraanse Grondwet – dat door Iraanse rechtbanken in een definitieve uitspraak in oktober 2020 werd gebruikt om de inbeslagnemingen te rechtvaardigen – vereist dat de regering de legitimiteit van dergelijke inbeslagnemingen onder de islamitische wet aantoont. Ondanks deze vereiste onthullen tal van officiële documenten onmiskenbaar religieuze vooroordelen als het enige motief achter de inbeslagnames. Sommige documenten tonen bijvoorbeeld aan dat bahá’ís werd verteld dat als ze zich tot de islam bekeerden, hun eigendommen zouden worden teruggegeven.
‘De uitspraken van 2020 scheppen nu een gevaarlijk constitutioneel precedent van gerechtelijk gesanctioneerde confiscatie die legitieme eigendomsbelangen tenietdoet vanwege de religieuze overtuiging van de eigenaren, waardoor niet alleen wordt afgeweken van de internationale mensenrechtennormen, maar ook van de tekst en de bedoeling van de Iraanse grondwet zelf’, zo wordt gesteld in de brief aan opperrechter Raisi. ‘Religieuze discriminatie van de bahá’í-gemeenschap kan een solide basis zijn voor vervolging van de Iraanse autoriteiten bij internationale strafrechtbanken en andere internationale instellingen’.
Ondanks herhaalde pogingen van de bahá’ís in Ivel om een beroep te doen op hun rechten, kregen hun advocaten geen gelegenheid om gerechtelijke documenten in te zien om een verdediging voor te bereiden of om argumenten aan te dragen.
De situatie in Ivel is een ‘alarmerend nieuw hoofdstuk’ in de vervolging, zegt de brief. Er wordt op gewezen dat de bahá’í-gemeenschap van Ivel, die dateert uit het midden van de 19e eeuw, ooit een ‘bloeiende en vreedzame gemeenschap van meerdere generaties was … van boeren en eigenaren van kleine bedrijven’. Maar sinds de islamitische revolutie van 1979 zijn bahá’ís in Ivel ‘uit hun huizen verdreven, gevangengezet, lastiggevallen en zijn hun eigendommen in brand gestoken en gesloopt’.
‘Deze brief van prominente juristen toont aan dat de wrede behandeling die de bahá’ís door de Iraanse autoriteiten wordt gegeven, niet onopgemerkt is gebleven door de internationale gemeenschap’, zegt Diane Ala’i, vertegenwoordiger van BIC (Bahá’í International Community) bij de Verenigde Naties in Genève. ‘Het heeft in plaats daarvan juist het publieke geweten wereldwijd aangesproken’.
‘We weten dat het Bahá’í-geloof staat voor waarden als vrede, gerechtigheid en eenheid – waarden die al decennia lang worden aangevallen door de Iraanse autoriteiten’, stelt de brief in zijn slotopmerkingen. ‘Als leden van de Canadese advocatuur die in de rechtsstaat geloven, staan wij vandaag ook achter de bahá’ís van Iran en roepen wij u, als hoofd van de Iraanse rechterlijke macht, op om dit nieuwe misbruik aan te pakken dat de bahá’ís van Ivel is aangedaan’.
Achtergrond
- De bahá’ís zijn de grootste niet-islamitische religieuze minderheid van Iran en zijn al 42 jaar het doelwit geweest van door de staat gesanctioneerde systematische vervolging, die uitgebreid is gedocumenteerd door de Verenigde Naties.
- De inbeslagname van bahá’í-eigendommen – zowel heilige plaatsen als individuele eigendommen – maakt deel uit van de systematische campagne van Iran, die is gericht op economische, culturele en sociale vervolging van de bahá’ís. Het maakt deel uit van een vier decennia lange poging om de bahá’í-gemeenschap als levensvatbare entiteit in het land te vernietigen.
- De confiscaties in Ivel, die betrekking hadden op 27 bahá’ís, werden op 1 augustus 2020 uitgesproken door rechter Hasan Babaie, en op 13 oktober 2020 bevestigd door een hof van beroep door rechter Mohammad Sadegh Savadkouhi.
- In 2010 werden huizen van zo’n 50 bahá’ís in Ivel verbrand en afgebroken, waardoor ze verdreven werden van hun voorouderlijke boerderijen en huizen.
- De bahá’ís in Ivel hebben meer dan anderhalve eeuw in het dorp gewoond en sinds het begin van het Bahá’í-geloof – zij aan zij met hun moslimburen in relatieve harmonie. Zij leverden een grote bijdrage aan de sociale vooruitgang van het dorp. De bahá’ís hielpen ook bij het opzetten van scholen en gezondheidsinstellingen en speelden een belangrijke rol bij het versterken van de landbouw in het gebied.
- Bahá’ís is eerder ook de toegang geweigerd tot de gezondheidsklinieken en andere instellingen die ze hadden helpen opzetten in Ivel. Leraren hebben verschillende manieren gevonden om bahá’í-leerlingen te vervolgen, onder meer door ze niet te laten slagen voor hun examens; de honderd jaar oude bahá’í-begraafplaats in het dorp werd in beslag genomen en verkocht om er woningen te bouwen; en in 1983 werden meer dan 130 bahá’ís opgesloten in een plaatselijke moskee, drie dagen gevangen gehouden zonder voedsel en water, en werd hen gezegd dat ze hun geloof moesten herroepen.
- Bahá’ís in Iran zijn door de autoriteiten uitgesloten van banen bij de overheid en universiteiten, hun winkels worden regelmatig gesloten en verzegeld, ze worden gearresteerd, gevangengezet en vrijgelaten met hoge borgstellingsbedragen en in de afgelopen tijd is er sprake van een golf van inbeslagnames van eigendommen en zijn bahá’í-activa en eigendommen het doelwit en dat bedreigt hun levensonderhoud. In een open brief aan president Rouhani in 2016 noemde BIC het een ‘economische apartheid’ tegen de bahá’ís, die een segment van de Iraanse bevolking vormen.
- Meer recentelijk, in november 2020, vielen, ondanks een nationale blokkering als gevolg van de pandemie, meer dan honderd overheidsagenten de winkels en huizen binnen van tientallen bahá’ís in zeven steden om te eisen dat ze hun eigendomsaktes zouden overhandigen.