Den Haag, 23 november 2015 – De Verenigde Naties heeft in een resolutie ‘ernstige bezorgdheid’ uitgesproken over de voortdurende schendingen van mensenrechten in Iran. Daarmee bevestigt de VN dat verbeterde betrekkingen met de internationale gemeenschap op bepaalde terreinen niet inhoudt dat van Iran niet langer wordt verwacht dat het land de internationale standaarden hooghoudt voor zijn bevolking.
Zaal Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. UN Foto/Sophia Paris
De Iraanse president Hassan Rouhani zei in een toespraak tot de Verenigde Naties in september, dat er dit jaar voor zijn land een ‘nieuw hoofdstuk’ was geopend. ‘Passages in de resolutie van vandaag geven aan dat de internationale gemeenschap nog steeds wacht op daden wat mensenrechten betreft en niet alleen op woorden’, zei Dani Bugal, die BIC (Bahá’í International Community) vertegenwoordigt bij de Verenigde Naties in New York in een reactie op de stemming over de resolutie.
Bani Dugal stelde vast dat ruim een week geleden minstens vijftien bahá’ís in Teheran en in andere plaatsen zijn gearresteerd en dat minstens vijf winkels van bahá’ís werden verzegeld. Dit laatste wijst op een voortzetting van de overheidscampagne die gericht is op economische onderdrukking van bahá’ís. ‘Het droevige feit is dat schendingen van mensenrechten onverminderd door zijn gegaan sinds president Rouhani twee jaar geleden aan de macht kwam, zoals blijkt uit de voortgaande arrestaties en het sluiten van winkels – en uit de diepgang en kracht van deze VN-resolutie’, aldus Bani Dugal. ‘De resolutie noemt een breed scala van misstanden, zoals het ontbreken van een eerlijk proces, wijdverbreide discriminatie tegen vrouwen en de vervolging van minderheden, onder wie leden van het Bahá’í-geloof’.
De resolutie werd aangenomen door de Derde Commissie van de Algemene Vergadering, die de mensenrechten in de wereld bewaakt. Er waren 76 voorstemmers, 35 tegenstemmers en 68 onthoudingen. De resolutie spreekt ‘ernstige bezorgdheid’ uit over de ‘voortdurende ernstige beperkingen en begrenzingen van het recht op vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst of overtuiging’.
Zij dringt er bij de regering op aan om de zeven bahá’í-leiders die al jarenlang gevangen zitten vrij te laten en ‘in de wet en in de praktijk alle vormen van discriminatie uit te sluiten, met inbegrip van de sluiting van bedrijven, en andere schendingen van mensenrechten tegen personen die behoren tot erkende en niet-erkende religieuze minderheden’.
‘De resolutie is vrij specifiek in detaillering van alle schendingen van de mensenrechten die momenteel gaande zijn in Iran, en het geeft ook duidelijk aan hoe Iran zou kunnen voldoen aan haar verplichtingen krachtens het internationaal recht’, zei Bani Dugal. ‘Het doet bijvoorbeeld een beroep op Iran om volledig samen te werken met de speciale rapporteur voor de mensenrechten in Iran door het aanvaarden van, bijvoorbeeld, zijn herhaalde verzoek om het land te bezoeken, en het vraagt Iran om de aanbevelingen op te volgen die zijn gedaan tijdens de Universal Periodic Review vorig jaar’.
De resolutie werd naar voren gebracht door Canada en mede gesteund door 42 andere landen en sloot aan bij rapporten over de mensenrechten in Iran door Ahmed Shaheed, de speciale rapporteur voor de mensenrechten in Iran en VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon, die beiden hun bezorgdheid hebben geuit over Irans voortdurende schendingen van het internationaal humanitair recht.
Arrestaties en winkelsluitingen
De meest recente golf arrestaties van bahá’ís in Iran vond op zondag 15 november plaats in de steden Teheran, Isfahan en Mashad. Vijftien bahá’ís werden gearresteerd, na invallen en doorzoekingen van hun woonhuizen. In Teheran waren dat Sahba Farnous, Negar Bagheri, Nava Monjazeb, Yavar Haghighat, Navid Aghdasi en Helia Moshtagh. In Isfahan: Keyvan Nik-Aien, Parvin Nik-Aien, Yeganeh Agahi, Matin Janamian en Arshia Rowhani. In Mashad: Sanaz Eshaghi, Nika Pakzadan, Farzaneh Daneshgari en Nagmeh Zabihian.
Behalve met arrestaties kregen de Iraanse bahá’ís opnieuw te maken met het sluiten van hun winkels, deze keer door de autoriteiten in de steden Ghaem Shahr, Kerman en Rafsanjan. Bijzonder was dat de sluitingen plaatsvonden een dag nadat de bahá’í-gemeenschap twee van de meest bijzondere Heilige Dagen binnen het Bahá’í-geloof hadden gevierd, de geboortedagen van de Báb en van Bahá’u’lláh, die op opeenvolgende dagen vallen. Op Heilige Dagen werken bahá’ís niet. Voor eigenaars van winkels betekent dit dat hun zaken gesloten blijven. Dit resulteerde in een bestraffing van de autoriteiten, die heropening van de winkels tegenhielden. Sommige winkels die werden gesloten na de viering van de Heilige Dagen in 2014 wachten nog steeds op een vergunning om opnieuw open te kunnen gaan.
Voor meer informatie ga naar https://www.bic.org/