Den Haag, 8 augustus 2014 (BWNS) – De Revolutionaire Garde in Iran heeft de werkzaamheden hervat die leiden tot de vernietiging van een historische bahá’í-begraafplaats in Shiraz. Maandenlang lag het werk stil nadat internationale druk werd uitgeoefend en Iraniërs uit alle lagen van de bevolking verontwaardigd hadden gereageerd op de verwoesting van de begraafplaats.
Berichten uit Iran geven aan dat de Garde nu de stoffelijke overschotten heeft verwijderd van 30 tot 50 graven. In totaal zijn er 950 bahá’ís op deze begraafplaats begraven. De stoffelijke overschotten zijn in een open kanaal gedeponeerd om plaats te maken voor de bouw van een complex voor culturele en sportieve doeleinden.
Bahá’í-begraafplaats in Shiraz met poster over plannen van Revolutionaire Garde
In juni vierde de Garde de voortgang van de werkzaamheden tijdens een openbare bijeenkomst, waar ook de media voor waren uitgenodigd. Van tevoren werd met een zware wals de grond gelijk gemaakt, zodat er een tapijt kon worden gelegd dat een aantal graven bedekte. De commandant van de Garde hield een toespraak waarin hij de bahá’ís aanviel.
‘De manier waarop de Revolutionaire Garde bezig is geweest om deze begraafplaats te verwoesten en dat feit vervolgens te vieren gaat alle perken te buiten in termen van menselijk gedrag’, zei Diane Ala’i, die Bahá’í International Community vertegenwoordigt bij de Verenigde Naties in Genève. ‘Het is duidelijk dat deze laatste daad, een openbare festiviteit die plaatsvond op de graven van onschuldige mensen, een poging is van de Garde om de ontwijding van de begraafplaats en de behandeling van de bahá’ís in het algemeen te rechtvaardigen naar de Iraanse bevolking, die steeds woedender wordt. Wij roepen de regering in Iran op om onmiddellijk te stoppen met deze ontwijding van de bahá’í-begraafplaats en we vragen eveneens de internationale gemeenschap om haar bezorgdheid uit te spreken over deze schandelijke ontwikkelingen’.
Volgens Diane Ala’i hebben leden van de bahá’í-gemeenschap in Shiraz bij de lokale autoriteiten ervoor gepleit om een halt toe te roepen aan de werkzaamheden. Bovendien boden zij een
compromis aan om het sportcomplex te bouwen op hetzelfde terrein, maar niet op de plekken waar bahá’ís zijn begraven en om later van de begraafplaats zelf een groen gebied te maken. De lokale autoriteiten vertelden de bahá’ís evenwel dat zij geen controle hadden over de Revolutionaire Garde, die het land drie jaar geleden heeft verworven.
De verwoesting van de begraafplaats, die in de twintiger jaren van de vorige eeuw in gebruik werd genomen, begon eind april dit jaar met het uitgraven van een lang en ondiep stuk. Het werk stopte toen er in internationale media over werd bericht en ook andere regeringen hun bezorgdheid uitspraken. Recentelijk evenwel is er beton gestort voor een fundering en zijn er borden neergezet die aangeven dat de Garde van plan is om daar een sport- en cultureel complex te bouwen, dat een bibliotheek, een moskee, een restaurant, een theater, een sporthal en kinderopvang zal omvatten.
Tijdens de viering van de voortgang der werkzaamheden, op 14 juni jl., hield de commandant van de Revolutionaire Garde van de provincie Fars een toespraak, waarin hij het Bahá’í-geloof ‘een vuile, perverse sekte’ noemde.
Volgens IranWire zei dezelfde commandant of een andere hooggeplaatste functionaris van de Revolutionaire Garde: ‘Wij zullen degenen die de leringen van deze perverse sekte in deze provincie verspreiden stevig aanpakken…. Hun religie, of sekte, is niet waarachtig’.
Tegelijkertijd spraken bahá’ís in de provincie Fars hun diepe angst uit over de vernietiging van de begraafplaats. Zo schreef bijvoorbeeld in mei van dit jaar een 50-jarige vrouw een open brief aan de lokale autoriteiten, waarin zij sprak over decennia van onderdrukking van de bahá’í-gemeenschap en die nu dan tot een dieptepunt was gekomen door de aanval op de plek waar haar vader, moeder en zuster, allen slachtoffer van vervolging door de overheid in de jaren tachtig, lagen begraven.
‘Gisteren … werd het deel waar de lichamen van mijn geliefden lagen opgegraven en de aarde op een vrachtwagen geladen en weggebracht, zodat geen spoor van bewijs over zou blijven van de misdaden en wreedheden die door u in de afgelopen dertig jaar zijn gepleegd’, zo schreef zij.
‘Maak een eind aan deze langdurige rancune en vijandschap. Wij zijn uw landgenoten, uw medeburgers, uw buren, uw familie en uw verwanten. Wij werken om liefde te verspreiden; wij hebben affectie en vriendelijkheid lief en wij geloven dat we allemaal het recht hebben op het leven dat God ons heeft geschonken’.