Den Haag, 20 augustus 2014 (BWNS) – De arrestatie vorige week van vijf bahá’ís in Teheran maakt duidelijk dat er in de afgelopen maanden sprake is van een toenemende golf van aanhouding en gevangenneming van bahá’ís in Iran.
Sinds juni zijn er ten minste veertien bahá’ís gearresteerd. Daarmee wordt het patroon van systematische vervolging van de bahá’ís in Iran onderstreept, alhoewel de autoriteiten zelf zeggen zich te houden aan internationale standaarden op het vlak van mensenrechten. In Yazd werden twintig bahá’ís in 2012 vrijgesproken van aanklachten tegen hen, maar zij hoorden in augustus 2013 dat hun zaken waren heropend en zij alle twintig gevangenisstraf kregen, ondanks het feit dat een rechter toegaf dat zij onrechtvaardig waren behandeld. De bahá’ís tekenden beroep aan maar door een flagrante gerechtelijke dwaling werden de veroordelingen aangehouden. Het plaatsvervangend hoofd van het justitieel apparaat vertelde de advocaten van de bahá’ís dat ‘de aangeklaagden lid waren van een vijandige sekte en dat zij geen burgerrechten hadden’.
Een foto van bahá’ís vanuit heel Iran die in 2012 gearresteerd zijn en die allemaal tegelijkertijd in Yazd zijn berecht.
Meer dan honderd bahá’ís worden momenteel gevangen gehouden in Iran op basis van valse beschuldigingen, die geheel zijn te herleiden tot hun religieuze overtuiging. Duizenden andere bahá’ís gaan gebukt onder diverse vormen van discriminatie en intimidatie, zoals het weigeren van toegang tot universitair onderwijs en in toenemende mate economische onderdrukking.
De recente arrestaties in Teheran bijvoorbeeld lijken te passen in een lijn van voortgaande pogingen om het bahá’ís onmogelijk te maken in hun levensonderhoud te voorzien. Het vijftal werd gearresteerd nadat agenten van het Ministerie van Inlichtingen een inval hadden gedaan in de optiekwinkel waar zij werkten. Dat gebeurde op 11 augustus 2014. In februari van dit jaar werd een optiekzaak, die eigendom was van een bahá’í in Tabriz, gesloten onder het mom van ‘verzadiging van de markt’. Optiekzaken in dezelfde omgeving, die eigendom waren van moslims, ondervonden geen moeilijkheden. Het is duidelijk dat het argument ‘verzadiging van de markt’ alleen wordt toegepast bij de zaken van bahá’ís. In sommige steden is er duidelijk sprake van een lijn dat bahá’ís niet wordt toegestaan bepaalde typen bedrijven te hebben met als argument dat er in die bedrijfstakken al te veel bahá’ís werken.
Gearresteerd werden de winkeleigenaars Aladdin (Niki) Khanjani en Babak Mobasher, samen met hun drie werknemers Naser Arshi-Moghaddam, Ataollah Ashrafi en Rouhollah Monzavi. Niki Khanjani is de zoon van Jamaloddin Khanjani, een van de zeven bahá’í-leiders die tot twintig jaar cel zijn veroordeeld en inmiddels al jaren gevangen zitten. Hun vonnis was gebaseerd op valse beschuldigingen, waaronder spionage.
De agenten namen ook computers in beslag, andere elektronische apparaten en een grote hoeveelheid goederen en producten uit de winkel. Een zesde werknemer, die geen bahá’í is, werd eveneens gearresteerd maar ’s middags vrijgelaten.
‘Pro-overheid websites beschuldigden de vijf ervan dat zij brillenglazen smokkelden, maar het feit dat agenten de enige niet-bahá’í vrijlieten bewijst dat de arrestatie van de bahá’ís slechts gebaseerd is op religieuze vervolging’, aldus Diane Alai, die BIC (Bahá’í International Community) vertegenwoordigt bij de Verenigde Naties in Genève. ‘Al met al toont deze plotselinge piek van arrestaties en gevangennemingen van bahá’ís aan, dat de overheid doorgaat met het vervolgen van bahá’ís in tal van plaatsen in Iran. Dat gaat op verschillende manieren, van het blokkeren van toegang tot hoger onderwijs tot economische sancties en tot de dagelijkse intimidatie wanneer zij proberen samen te komen om te bidden’.
Volgens Diane Ala’i worden door deze grootschalige onderdrukking alle normen van rechtvaardigheid geschonden. ‘Neem bijvoorbeeld de twintig bahá’ís die twee jaar geleden werden gearresteerd op basis van valse beschuldigingen, die op borgtocht vrij waren in afwachting van het hoger beroep en die in april hoorden dat hun extreme vonnissen, in totaal 58 jaar cel voor de groep, gehandhaafd werden. Deze uitspraak werd gedaan ondanks het feit dat de rechter die de zaak behandelde openlijk in de rechtbank zijn sympathie voor de verdachten had uitgesproken, maar die klaarblijkelijk was geïnstrueerd om de lange celstraffen aan te houden vanwege hun vermeende misdaad, namelijk ‘propaganda tegen het regime’. De rechter had namelijk naar verluidt ingestemd met de vaststelling dat de activiteiten van de aangeklaagden zich simpelweg beperkten tot de eerste behoeften van de gemeenschap, zoals het sluiten van huwelijken en het regelen van echtscheidingen, het opvoeden van kinderen, toezicht houden op begrafenissen en het helpen van armen en behoeftigen. Vervolgens vroegen de bahá’ís een herziening van het vonnis bij het justitieel apparaat, maar zij kregen van het hoofd van die afdeling te horen: ‘Dit is precies wat u verdient, we zijn in feite nog te lankmoedig geweest. U hoeft zelfs nergens op te rekenen, laat staan uw burgerrechten’.
Andere incidenten waarbij bahá’ís in de afgelopen maanden werden gearresteerd en vastgezet:
• Op 5 augustus jl. arresteerden agenten van de overheid vier bahá’ís. Vahid Dana, Saeid Abedi en Bahiyyeh Moeinipour werden thuis gearresteerd, Adib Haqpazhuh op zijn werk. Tot op heden is er geen informatie over waar zij verblijven, noch over hun status.
• Op 27 juli jl. werd een bahá’í in Vilashahr gearresteerd en geslagen nadat hij had geweigerd om te werken aan een geheim computerprogramma van de Revolutionaire Garde.
• Op 8 juli jl. werd Saghi Fadale ontboden bij het Ministerie van Inlichtingen in Mashhad. Na een paar uur werd ze mee naar haar huis genomen, waar agenten haar eigendommen doorzochten. Vervolgens werd ze in hechtenis genomen.
• Op 2 juni jl. werden drie bahá’ís gearresteerd in Mashhad. Hun namen zijn May Kholousi, Dori Amri en Shayan Tafazoli.