Den Haag, 21 december 2015 – De afgelopen maand werden 20 bahá’ís gearresteerd door de Iraanse autoriteiten, die ook een reeks gecoördineerde winkelsluitingen doorvoerden, waardoor zo’n 28 bedrijven werden getroffen die eigendom zijn van bahá’ís. De Verenigde Naties uitten de vorige week hun ‘ernstige bezorgdheid’ over zulke vormen van religieuze discriminatie in Iran en koppelden daaraan andere voortdurende schendingen van de mensenrechten.
Door een stemming van 81 stemmen voor en 37 tegen met 67 onthoudingen, nam de Algemene Vergadering van de VN een resolutie aan met betrekking tot de algemene mensenrechtensituatie in Iran. Bezorgdheid werd niet alleen uitgesproken over religieuze vervolging, maar ook over het veelvuldige gebruik van de doodstraf door de overheid, het niet handhaven van een correcte juridische procesvoering, de beperkingen ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting en de voortdurende discriminatie van vrouwen en etnische minderheden.
‘We zijn blij met deze resolutie’, aldus Bani Dugal, vertegenwoordiger van BIC (Bahá’í International Community) bij de Verenigde Naties. ‘Het toont aan dat de internationale gemeenschap zich bewust is van en bezorgd blijft over Irans voortdurende schendingen van de rechten van haar burgers op tal van gebieden, ondanks de retoriek waarin het tegendeel wordt beweerd en de beloften om verbeteringen aan te brengen in de situatie’.
‘Zeker voor Iraanse bahá’ís blijft het overheidsbeleid van systematische en wijdverbreide vervolging ongewijzigd. Juist de vorige maand, toen de Algemene Vergadering deze resolutie overwoog, arresteerden de Iraanse autoriteiten 20 bahá’ís in drie steden en sloten ten minste 28 bedrijven van bahá’ís in zes andere steden. Dergelijke acties tonen de breed verspreide en centraal aangestuurde aard van het anti-bahá’í-programma aan’, aldus Bani Dugal.
De resolutie spreekt onder meer ‘ernstige bezorgdheid’ uit over de ‘voortdurende ernstige beperkingen en inperkingen op het recht op vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst of overtuiging’.
Er wordt bij de Iraanse regering op aangedrongen om de zeven gevangen gehouden bahá’í-leiders vrij te laten en in de wet en in de praktijk alle vormen van discriminatie op te heffen, met inbegrip van de sluiting van bedrijven en andere schendingen van mensenrechten tegen personen die behoren tot erkende en niet-erkende religieuze minderheden.
De resolutie werd naar voren gebracht door Canada en mede gesteund door 44 andere landen. Het is een vervolg op de rapporten over de mensenrechten in Iran door Ahmed Shaheed, de speciale rapporteur voor de mensenrechten in Iran en VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon, die beiden talrijke voorbeelden van Irans voortdurende schendingen van het internationaal humanitair recht beschreven.