Klik hier voor Perzische vertaling
DEN HAAG, 6 maart 2024 – Meer dan 30 nieuwe graven van overleden bahá’ís die in een massagraf in Teheran zijn begraven zijn door de Iraanse autoriteiten met de grond gelijkgemaakt, waarbij grafmarkeringen zijn verwijderd en bulldozers zijn gebruikt om de rustplaatsen plat te walsen. De werkzaamheden werden ook zodanig uitgevoerd om te laten lijken dat het gebied geen nieuwe graven bevatte.
De Iraanse regering heeft deze plek meer dan twee jaar lang gebruikt om bahá’ís onder dwang te begraven, zonder dat er familieleden aanwezig mochten zijn en zonder de begrafenispraktijken van de bahá’ís te respecteren. Het ontheiligen van graven is een vast onderdeel van de 45 jaar durende campagne van systematische vervolging van de bahá’ís door de Iraanse regering en volgt op jaren van intimidaties op de begraafplaats.
Meer dan 30 graven van overleden bahá’ís op een massagraf in Teheran zijn deze week met de grond gelijk gemaakt door de Iraanse autoriteiten. Grafstenen zijn verwijderd en bulldozers zijn gebruikt om de rustplaatsen plat te walsen.
Maar het vernietigen van deze verse graven is een ongekende en onmenselijke aanval op de bahá’í-gemeenschap in Iran.
De stoffelijke resten van deze bahá’ís waren pas in de afgelopen maanden bijgezet, terwijl eerdere vernielingen van bahá’í-begraafplaatsen betrekking hadden op plaatsen die al tientallen jaren oud waren.
“Het is bijna Naw Ruz en terwijl families die onlangs hun dierbaren hebben verloren nog steeds rouwen om hun heengaan, leggen de Iraanse autoriteiten hen nieuwe gruwelen op, die uiteindelijk hun volslagen onmenselijkheid bewijzen,” zegt Simin Fahandej, vertegenwoordiger van de Bahá’í International Community (BIC) bij de Verenigde Naties in Genève. “Ze vernielen de graven van mensen die pas een paar maanden of zelfs maar een paar weken geleden zijn gestorven, mensen van wie de herinnering nog vers is in de hoofden en harten van hun dierbaren. Geen enkele religieuze of culturele norm, waar ook ter wereld, ondersteunt dit soort wrede ontheiliging. Dit is culturele zuivering, door de vernietiging van graven en begraafplaatsen, met als doel de bahá’í-identiteit uit te wissen uit het bewustzijn van het Iraanse volk.”
Vóór de Islamitische Revolutie van 1979 bezat de bahá’í-gemeenschap in Teheran een begraafplaats van 80.000 vierkante meter in Khavaran en een begraafplaats van 1,5 miljoen vierkante meter in Kabirabad. Beide eigendommen werden in de jaren 1980 in beslag genomen door de nieuwe Islamitische Republiek en op Khavaran werden minstens 15.000 graven gesloopt.
Een kleiner landgoed van 17.000 vierkante meter dat bekend staat als Golestan Javid en dat grenst aan een massagraf van duizenden politieke gevangenen die in de jaren ’80 door de regering werden geëxecuteerd, werd vervolgens aan de bahá’í-gemeenschap gegeven. Maar nu hebben de bahá’ís ook beperkte toegang tot dit terrein. Agenten van het Ministerie van Inlichtingen namen de begraafplaats in 2021 over en hebben het de bahá’ís steeds moeilijker gemaakt om hun eigen begraafplaats te gebruiken.
In 2022 begonnen de agenten met geweld overleden bahá’ís te begraven in smalle percelen die deel uitmaakten van het massagraf. Iraanse bahá’ís waren ontzet over deze poging om de stoffelijke resten van hun dierbaren te gebruiken om de geschiedenis van het massagraf uit te wissen, dat de dierbaren van vele andere Iraniërs bevatte.
Bahá’ís in heel Iran zijn sinds de Islamitische Revolutie herhaaldelijk slachtoffer geweest van schendingen van hun begrafenis- en begraafrechten – onderdeel van een systematisch plan om de “vooruitgang en ontwikkeling” van de bahá’í-gemeenschap op elk gebied van het leven te “blokkeren”. In de loop der decennia zijn er ook berichten verschenen over schendingen van begraafplaatsen in Shiraz, Sanandaj en vele andere plaatsen.
“In de Iraanse cultuur zijn begraafplaatsen heilig omdat ze niet alleen respect tonen voor de doden en hun families, maar ook omdat het plaatsen zijn die identiteit en cultuur uitstralen. Met deze ongekende daad van uiterste wreedheid heeft de Iraanse regering haar meedogenloosheid getoond tegenover degenen die rouwen en zelfs tegenover de doden, zonder rekening te houden met wat heilig is,” voegt mevrouw Fahandej eraan toe. “Alle Iraniërs lijden onder vele economische en sociale uitdagingen – die ook de bahá’ís treffen die hun geliefden niet in vrede kunnen begraven, zelfs nu ze het doelwit zijn van geïntensiveerde en brutale nieuwe vormen van vervolging in de afgelopen maanden. Tientallen bahá’í-families moeten het verdriet dragen dat de overblijfselen van hun geliefden met voeten worden getreden door dezelfde autoriteiten die hun burgers zouden moeten beschermen in plaats van te straffen. De Iraanse regering moet onmiddellijk een einde maken aan haar culturele zuivering van de bahá’í-gemeenschap, een daad die haar eigen reputatie en geloofwaardigheid in de ogen van de wereld verder ondermijnt.”