DEN HAAG, 22 maart 2018 (BWNS) – Vahid Tizfahm voltooide drie dagen geleden zijn tien jaar durende straf. Met zijn 44 jaar is hij de jongste van de zeven voormalige bahá’í-leiders in Iran die in 2008 ten onrechte gevangen werden gezet vanwege hun religieuze overtuigingen.
Vahid Tizfahm en zijn vrouw, Furuzandeh Nikumanesh, herenigd na zijn 10 jaar durende gevangenisstraf.
De heer Tizfahm is het zesde lid van de voormalige groep, bekend als de Yaran, die zijn straf heeft uitgezeten en vrij is gelaten. Alle zeven leden van de Yaran werden in maart en in mei van 2008 gearresteerd en brachten maanden in voorarrest door alvorens zij hun aanklacht ontvingen. Zij werden uiteindelijk veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf na een juridische procedure waarin het geheel en al aan een eerlijk proces ontbrak.
‘We zijn natuurlijk blij dat de heer Tizfahm en andere leden van de Yaran zijn herenigd met hun families’, zei Diane Ala’i, vertegenwoordiger van Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties in Genève. ‘Maar er kan geen vreugde zijn over het feit dat de heer Tizfahm een decennium van zijn leven in de gevangenis heeft doorgebracht om geen andere reden dan zijn geloof, afgezonderd van zijn familie, vrienden en geloofsgemeenschap als dertig- en veertiger.’
‘Het moet ook absoluut duidelijk zijn dat deze stap geen weerspiegeling is van een verbetering van de situatie van de Iraanse bahá’ís als geheel’, zei Diane Ala’i, die opmerkte dat de bahá’ís nog steeds te maken hebben met economische discriminatie, geen toegang hebben tot hoger onderwijs en onderworpen blijven aan willekeurige arrestatie en opsluiting.
De heer Tizfahm is opticien en was de eigenaar van een opticienzaak in Tabriz, waar hij tot begin 2008 woonde, waarna hij naar Teheran verhuisde. Hij werd geboren op 16 mei 1973 in de stad Orumiyeh, waar hij zijn kindertijd en jeugd doorbracht. Op 23-jarige leeftijd trouwde hij met Furuzandeh Nikumanesh. Ze hebben een zoon, die in de derde klas van de basisschool zat toen zijn vader in 2008 werd gearresteerd. Als gevolg van zijn gevangenschap kon de heer Tizfahm niet aanwezig zijn bij enkele van de belangrijkste momenten in het leven van zijn zoon.
‘De leden van de Yaran, en de bahá’í-gemeenschap in Iran als geheel, hebben door toedoen van hun eigen regering grove mensenrechtenschendingen doorstaan. Een regering die feitelijk bedoeld is om beleid te bevorderen voor de verbetering van de economische en sociale welvaart van haar burgers’, verklaarde Diane Ala’i. ‘Het is betreurenswaardig dat het in plaats daarvan alle mogelijke maatregelen heeft genomen om een deel van de eigen bevolking te beroven van het vermogen om te leven en vrijelijk bij te dragen aan de verbetering van hun land’.
Na de recente lancering van de Archives of Bahá’í Persecution in Iran website, schreef een groep prominente advocaten en rechters van over de hele wereld aan het hoofd van de Hoge Raad voor de Mensenrechten in Iran om zijn aandacht te vestigen op de uitgebreide verzameling bewijsstukken van de onderdrukking van de bahá’í-gemeenschap, die hij schaamteloos heeft ontkend.
Met de vrijlating van de heer Tizfahm verblijft nog maar één lid van de Yaran, de heer Afif Naeimi (55), in de gevangenis. Zijn straf zal in de komende maanden tot een einde komen.