Den Haag, 13 oktober 2016 – De inwijdingsceremonie van het Bahá’í Huis van Aanbidding vandaag in Santiago (Chili) betekent het historisch slot van een proces dat een eeuw lang heeft geduurd en dat leidde tot de oprichting van Bahá’í Huizen van Aanbidding op alle continenten in de wereld.
Een Huis van Aanbidding is een centrale instelling binnen het leven van de bahá’í-gemeenschap, door Bahá’u’lláh (Stichter van het Bahá’í-geloof) bepaald als een heilige structuur die open staat voor iedereen en die wordt aangeduid als ‘Mashriqu’l-Adhkár’, hetgeen vertaald kan worden als ‘Dageraadsplaats van Gods Lof’.
Huis van Aanbidding in Chili
Het eerste Bahá’í Huis van Aanbidding werd in 1908 voltooid in de stad Ishqabad in het Russisch Turkistan (nu Ashgabat, Turkmenistan). Het complex omvatte onder meer de centrale tempel, een verblijfsruimte voor reizigers, scholen, medische en andere voorzieningen. Na te zijn onteigend door de Sovjetautoriteiten werd het Huis van Aanbidding zwaar beschadigd door een aardbeving en uiteindelijk gesloopt in 1963.
Gedurende de twintigste eeuw, toen de bahá’í-gemeenschap groeide en zich wereldwijd verspreidde, ontvouwden zich geleidelijk de plannen om op ieder continent een Huis van Aanbidding te bouwen. Deze gebouwen werden bekend als continentale ‘Moedertempels’.
De eerste verrees in Wilmette (Verenigde Staten) net ten noorden van Chicago, nam vier decennia aan bouwtijd in beslag en werd geopend in 1953. Dit prachtige, inventieve gebouw vereiste de inzet van baanbrekende nieuwe technologie om de visie van de architect geheel tot zijn recht te laten komen.
De continentale Huizen van Aanbidding in Kampala (Oeganda) en Sydney (Australië), werden beide ingehuldigd in 1961. Daarna was Europa aan de beurt: de tempel van Langenhain, in de buurt van Frankfurt (Duitsland) werd ingewijd in 1964. De ‘Moedertempel’ van Latijns-Amerika in Panama City, kon acht jaar later in gebruik worden genomen en de ‘Moedertempel’ van de Pacifische eilanden in Apia (Samoa) werd voltooid in 1984. Deze stijlvolle gebouwen lijken zich op natuurlijke wijze te vermengen met de omringende landschappen, omgeven door prachtige tuinen van zeldzame en inheemse planten, die de schoonheid van de plek zelf en de sfeer van spiritualiteit verhogen.
Het Huis van Aanbidding voor het Indiase subcontinent in New Delhi (India), was gereed in 1986 . Het architectonische ontwerp is gebaseerd op het oude symbool van de lotusbloem. Dit monumentale gebouw is sindsdien uitgegroeid tot één van ’s werelds meest bezochte gebouwen en heeft vele architectuurprijzen gewonnen.
Het ontwerp van een Bahá’í Huis van Aanbidding nodigt iedereen in gelijke mate uit om het te omarmen en symboliseert feitelijk de eenheid van de mensheid. Het staat open voor alle mensen voor een stil gebed en meditatie, maar ook voor regelmatige devotionele programma’s waarin wordt gelezen uit de Heilige Geschriften van de wereldreligies. Er zijn geen rituelen of ceremonies, geen preekstoelen of preken, noch wordt er geld ingezameld. In wezen zijn deze gebedshuizen een geschenk van de bahá’í-gemeenschap aan de mensheid, volledig financieel mogelijk gemaakt door de vrijwillige bijdragen van de individuele bahá’ís over de hele wereld.
Hoewel een bahá’í-tempel een universele plaats van aanbidding is, is het doel ervan niet alleen een plaats voor gebed en meditatie te bieden. Integendeel, gebedshuizen worden opgevat als instellingen die zullen bijdragen aan de sociale en economische vooruitgang van de bevolking voor wie zij heiligdommen van rust en reflectie zijn. Ze zijn uitingen van de diepe verbinding tussen aanbidding en dienstbaarheid. Rond elk Huis van Aanbidding zullen naar verloop van tijd gebouwen ontstaan die van essentieel belang zijn, gewijd aan sociale, humanitaire, educatieve en wetenschappelijke doeleinden.
Bahá’í huizen van Aanbidding
Met de opening van de ‘Moedertempel’ van Zuid-Amerika in Santiago, rondt de bahá’í-gemeenschap het proces van de bouw van gebedshuizen op continentaal niveau af. De ontwikkeling van nationale en lokale gebedshuizen is nu begonnen op verschillende locaties in de wereld waar een levendige bahá’í-gemeenschap, gekenmerkt door aanbidding en dienstbaarheid, is ontstaan.
In 2012, vestigde het Universele Huis van Gerechtigheid (het hoogste bestuursorgaan binnen het Bahá’í-geloof) de aandacht op de dag in 1912 waarop ‘Abdu’l-Bahá (zoon van Bahá’u’lláh), met zijn eigen handen, het startsein gaf voor de bouw van de ‘Moedertempel’ van het Westen:
‘Abdu’l-Bahá , staande voor een publiek van enkele honderden mensen, hief de bijl van een arbeider en doorboorde de grasmat op de bouwplaats van de tempel op Grosse Pointe, ten noorden van Chicago. Degenen die waren uitgenodigd om symbolisch met Hem de bouw van start te laten gaan op die lentedag hadden diverse nationaliteiten – Noors, Indiaas, Frans, Japans, Perzisch, inheems Amerikaans, om er maar een paar te noemen. Het was alsof het Huis van Aanbidding, dat nog niet was gebouwd, de wensen vervulde van de Meester, tot uitdrukking gebracht op de vooravond van de ceremonie, voor ieder soortgelijk bouwwerk: ‘… dat de mensheid een plaats van samenkomst moge vinden en dat de verkondiging van de eenheid van de mensheid zal uitgaan van diens open hoven van heiligheid’.