Manama, Bahrain, 4 juni 2014 – In de gehele Arabische wereld begint een nieuwe discussie over hoe de aanhangers van alle godsdiensten vreedzaam naast elkaar kunnen leven vorm te krijgen. Deze dialoog is deels geïnspireerd door de indrukwekkende oproep van een Iraanse Ayatollah voor religieuze co-existentie met bahá’ís, maar is sindsdien een eigen leven gaan leiden doordat het een oprechte discussie is geworden over de situatie van de religieuze vrijheid in Arabische landen.
“De mens is in ‘vrijheid’ geschapen en vanuit het islamitische perspectief is ‘vrijheid’ niet een louter recht, maar eerder een plicht waarbij rekenschap verschuldigd is aan de wet ,”schreef ‘Abdu’ l-Hamid Al-Ansari, een deskundige op het gebied van islamitische wet in Qatar, op 26 mei in de Koeweitse krant Aljarida.
“De Islam verleent ‘religieuze vrijheid’ aan degenen die van mening verschillen aangaande het geloof en geloofsuitoefening [zoals vermeld in de Koran]: ‘Aan elk onder u hebben we een wet en een systeem voorgeschreven.’
‘Dus,’ schreef Dr. Al-Ansari, een voormalige decaan in islamitische studies en recht aan de Universiteit van Qatar, “wat blijft er over van de betekenis van ‘vrijheid’ als wij de aanhangers van andere godsdiensten beletten hun religies te beoefenen?”
Professor Suheil Bushrui, een autoriteit op religieuze en interreligieuze kwesties in de Arabische wereld, zei dat de regio “een gebied is waar zonder enige twijfel enorme krachten van fanatisme aanwezig zijn , maar tegelijkertijd is er nieuw bewustzijn en een enorme wens om een nieuwe manier van denken in het leven te roepen.
“Deel van dit nieuwe denken is dat geweld niet door godsdienst wordt geleerd, en er is een toenemende discussie dat benadrukt dat vrijheid van godsdienstuitoefening en vrijheid van religie door de Koran zelf gewaarborgd zijn,” aldus Professor Bushrui, directeur van de George en Lisa Zakhem Kahlil Gibran onderzoek en Studies Project aan de Universiteit van Maryland.
Deze discussie wordt weerspiegeld in een groeiend aantal nieuwsartikelen en commentaren over het thema van de religieuze samenleving die in de afgelopen weken in de Arabische wereld zijn gepubliceerd.
Dr. ‘Abdu’l-Hamid Al-Ansari, een voormalig decaan
in Islamitische studies en recht van de universiteit van Qatar.
Een aantal Arabische commentatoren hebben aangegeven dat ze werden geïnspireerd door het gebaar van Ayatollah Abdol-Hamid Masoumi-Tehrani, een Iraanse geestelijke die onlangs een kalligrafische werk van bahá’í heilige verzen heeft gemaakt en het als een geschenk aan de bahá’ís van de wereld heeft aangeboden samen met een verklaring over de noodzaak van co-existentie met bahá’ís, die in Iran geconfronteerd worden met ernstige vervolging.
Es’haq Al-Sheikh, een gerespecteerde journalist in Bahrein, publiceerde een commentaar in de krant Alayam waarin hij zei dat het kalligrafische geschenk van Ayatollah Tehrani inzichten biedt over de noodzaak van een krachtige actie ter bevordering van het beginsel van religieuze co-existentie in de hele regio.
In een artikel met als titel ‘Geef het Bahá’í-geloof onder ons de ruimte’ schreef de heer Al-Sheikh op 21 april: “De oproep van deze Iraanse geestelijke creëert een oprechte uitnodiging voor een geest van vreedzame en stabiele religieuze co-existentie, stevig verankerd in de tolerantie van alle religies”.
“Dit is een gezegende oproep die zijn weg moet vinden naar de Golfstaten, het Arabische schiereiland en alle Arabische landen, om bahá’ís hun rechten te geven in het beoefenen van hun religie, en zodat die landen hun eigen concept van burgerschap versterken door middel van rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid tussen alle religies en levensovertuigingen in onze Arabische samenlevingen,” aldus de heer Al-Sheikh.
Clovis Maksoud, de voormalige ambassadeur van de Liga van Arabische Staten bij de Verenigde Naties en een bekende schrijver, geleerde en opvoeder, zei: “Er bestaat geen twijfel dat er op dit moment een tendens is tegen dogmatisme en onbuigzaamheid onder alle religies.” Dr. Maksoud voegde toe: “ontdekt wordt wat gemeenschappelijk is onder de religies veel meer dan wat ze van elkaar onderscheidt.
“En wat de Ayatollah heeft gedaan en de gift die hij aan de bahá’ís heeft geschonken, is op een zeer subtiele wijze een getuigenis daartoe. En het geldt niet alleen voor wat er met bahá’ís is gebeurd, maar ook wat er gebeurt in veel situaties tussen sjiieten en soennieten, en tussen christenen en moslims,” zei Dr. Maksoud in een interview.
Dr. Maksoud zei dat het noodzakelijk is om verder te gaan dan het idee van louter tolerantie of zelfs co-existentie. “Ik wil medeontdekker zijn om te zien wat verenigt en wat onderscheidend is. Ik wil genieten van verscheidenheid als een oefening in spirituele integratie en praktisering.”
Mahmoud Chreih, een bekende auteur, redacteur en geleerde in Libanon, zei ook dat de nieuwe boodschap van co-existentie onmiskenbaar wordt ondersteund in de Koran en in andere islamitische teksten.
“De Koran is duidelijk – de verzen zijn helder over tolerantie – er is dus geen probleem met de tekst van de Islam ,” zei Mr. Chreih. “Het probleem is hoe het toegepast wordt.”
De boodschap van Ayatollah Tehrani en anderen galmt dus in de hele regio, zei hij.
In Irak gaf één van de meest hooggeplaatste sjiitische geestelijken, Ayatollah Seyed Hosein Sadr, onlangs een lang interview waarin een soortgelijke visie van religieuze co-existentie en vrijheid van godsdienst schetste.
“Ik geloof niet in de dichotomie in Gods boodschap, zoals ik ook geen tweedeling of conflict tussen God en de mensheid onderschrijf ,” zei Ayatollah Sadr op 14 mei in een interview gepubliceerd door Din Online. “Ik geloof dat zulk vermoeden voortvloeit uit het foutieve inzicht van religieuze fanatici en radicalen…
“Religie mag niet gebruikt worden om de mens te onderdrukken, of om hem of haar te dwingen, of druk of dwang te veroorzaken; religie is bedoeld om de mens naar een edeler leven te leiden, en om vervuld te worden met gevoelens van vreugde en geluk, en om betekenis en waarde aan het leven te bieden,” aldus Ayatollah Sadr.
Ayatollah Sadr werd ook gevraagd naar een recente verklaring die hij had afgelegd, waarin hij bij Moslims erop aandrong om hartelijke betrekkingen met bahá’ís te onderhouden. “Ik mag het misschien niet eens zijn met aanhangers van een bepaalde godsdienst, maar dat betekent niet dat ik hen hun natuurlijke mensenrechten kan ontnemen,” zei hij. “Religie heeft ons geboden om anderen, zelfs onze vijanden, te behandelen met billijkheid en rechtvaardigheid. God heeft gezegd: ‘ collectieve vijandigheid mag u niet weerhouden om rechtvaardig te zijn! U moet eerlijkheid en rechtvaardigheid betrachten, en dat is vromer.”
Ahlam Akram, een prominente Arabische vredesactivist, schreef op 24 April in Elaph: “het is verrassend en misschien hoopvol dat een aantal islamitische geestelijken een nieuw begrip over de leringen en beginselen van de Islam heeft aangenomen, een begrip dat een positieve houding teweeg brengt op basis van de geest van de religie, en van mening is dat Heilige Koran co-existentie tussen godsdiensten aanmoedigt; in feite verheugt de Koran zich erover.”