DEN HAAG, 25 oktober 2022 – Zijne Hoogheid Sheikh Tamim Bin Hamad Al Thani, de Emir van Qatar, zei een maand geleden tijdens zijn toespraak tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties dat de staat Qatar obstakels wilde overwinnen, een hand van vriendschap wilde uitstrekken, bruggen van begrip wilde bouwen en onze gemeenschappelijke menselijkheid wilde vieren, hoe divers onze religies en nationaliteiten ook zijn.
De Bahá’í International Community heeft de emir van Qatar in een statement gevraagd de bahá’ís in zijn land te beschermen tegen discriminatie
De Bahá’í International Community (BIC) verwelkomt deze nobele gevoelens en we danken Zijne Hoogheid voor het delen ervan met de wereld. We hebben sinds zijn toespraak uitgekeken naar een tijd waarin deze woorden werkelijkheid worden met betrekking tot de bahá’í-gemeenschap die in Qatar woont.
Bahá’ís wonen al bijna 80 jaar in Qatar en hoewel ze een kleine gemeenschap zijn, hebben ze bijgedragen aan de samenleving, het bedrijfsleven, de industrie, de geneeskunde, het onderwijs en de kunst. De bahá’ís in Qatar beschouwen dat als hun thuis en zijn altijd loyale burgers geweest die bekend staan om hun eerlijkheid en oprechte liefde voor hun land.
Maar in de afgelopen decennia is een groeiend aantal bahá’ís op een zwarte lijst geplaatst, werd de verlenging van hun verblijfsvergunning of de “verklaringen omtrent gedrag” die essentieel zijn voor werkgelegenheid, geweigerd en werd het werken in bepaalde sectoren uitgesloten. In veel gevallen zijn individuele bahá’ís gedwongen om hun familie achter te laten en het land te verlaten, ondanks het feit dat hun families al generaties lang in Qatar wonen.
Het hardnekkige patroon van discriminatie van bahá’ís in Qatar is een groeiend internationaal probleem. De vorige speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging, Ahmed Shaheed, uitte zijn bezorgdheid over de “precaire situatie” van de bahá’ís in Qatar. En de Commissie voor Internationale Religieuze Vrijheid van de Verenigde Staten heeft opgemerkt dat de situatie “systematische en voortdurende beperkingen van de vrijheid van godsdienst of overtuiging kan vormen”.
Toen Qatar in 2018 toetrad tot het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, heeft Qatar zich ertoe verbonden de rechten van iedereen om te geloven en hun overtuigingen te uiten te beschermen. Bahá’ís in het land hebben daarom – bij vele gelegenheden – om een oplossing en verhaal van de regering verzocht, maar er is geen antwoord gegeven op hun oproepen tot eerbiediging van hun waardigheid en rechten.
Vorige maand hebben vertegenwoordigers van de bahá’í-gemeenschappen van Australië, België, Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten een brief overhandigd aan Zijne Hoogheid, de Emir, waarin ze hem opriepen om de rechten van de bahá’ís in zijn diverse en prachtige land te herstellen. Het feit dat de bahá’ís in deze landen deze stap hebben gezet, geeft blijk van de urgentie van het moment: als de Emir niet ingrijpt, zal er binnenkort weer een religieuze minderheid uit een land in het Midden-Oosten verdwijnen.
De woorden van Zijne Hoogheid bij de Verenigde Naties suggereren dat ook hij gelooft dat mensen van alle achtergronden, waaronder de bahá’ís, het recht hebben om in hun huizen te wonen en hun geloof in vrijheid en veiligheid te praktiseren. We doen nu een beroep op hem om zijn woorden kracht bij te zetten door de bahá’ís te beschermen tegen discriminatie, door diegenen die zijn verdreven terug te verwelkomen en door deze onschuldige mensen te bevrijden om hun leven te leiden en het land waarvan ze houden te dienen.