Den Haag, 6 september 2016 – Bahá’í International Community (BIC) heeft een beroep gedaan op de Iraanse president, dr. Hassan Rohani, om de ernstige economische onderdrukking opgelegd aan de bahá’ís in dat land te beëindigen.
De oproep is opgenomen in een brief aan president Rohani. Deze laat zien hoe de bahá’ís in Iran, sinds de islamitische revolutie van 1979, het doelwit zijn geweest van vele nog steeds doorgaande daden van vervolging, met inbegrip van een meedogenloze campagne van economische wurging die eveneens nog doorgaat tot op de dag van vandaag en geen tekenen van verbetering vertoont sinds zijn verkiezing in 2013.
Dr. Hassan Rohani, Iraanse president (links) en Bani Dugal, de vertegenwoordiger van Bahá’í International Community bij de Verenigde Naties (rechts)
Lees de brief hier het Nederlands: 2016-09-06 BIC brief aan president Rohani
Lees de brief in het Perzisch op: http://bit.ly/2cxYa5d
Lees de brief in het Engels op: http://bit.ly/2chdGFb
De door Bani Dugal, vertegenwoordiger van BIC bij de Verenigde Naties, ondertekende brief vestigt de aandacht op de grimmige tegenstelling tussen verklaringen van de Iraanse regering ten aanzien van economische rechtvaardigheid, gelijkheid voor iedereen en het terugdringen van de werkloosheid aan de ene kant en aan de andere kant de meedogenloze inspanningen om een deel van haar eigen burgers te verarmen.
De brief wijst op de manieren waarop deze economische campagne door middel van een opzettelijk beleid tegen de bahá’ís is gevoerd: verdrijving van de werknemers uit de publieke sector; ernstige beperkingen in de particuliere sector; uitsluiting van een breed scala aan beroepen en sectoren onder het offensieve voorwendsel dat bahá’ís religieus “onrein” zijn; in beslag nemen van bezittingen, het lastig vallen van bedrijven en de sluiting van winkels. Ook de bepaling van hoge bedragen als borgtocht wanneer bahá’ís willekeurig worden gearresteerd heeft een verschrikkelijk economisch effect op de gemeenschap.
Afgezien hiervan identificeert de brief ook de economische gevolgen van de onderdrukking van jonge bahá’í-kunstenaars, -sporters en -studenten. ‘De economische gevolgen van de ontkenning van de mogelijkheden voor de bahá’í-jongeren om hun door God gegeven talenten te voeden zijn aanzienlijk ernstiger dan veel andere vormen van onderdrukking’, zo staat in de brief.
Verwijzend naar deze systematische discriminatie als ‘economische apartheid ‘, vraagt de brief nadrukkelijk aan de Iraanse president: ‘Hoe kan het dat een regering bewust beleid voert om een deel van zijn eigen bevolking te verarmen? Hoe zullen diegenen die verantwoordelijk zijn voor de financiële, sociale en psychologische gevolgen van deze discriminatie rechtvaardigen wat ze hebben gedaan? Welke religieuze of burgerlijke norm zorgt voor een berekende uitsluiting van een bevolkingsgroep van deelname aan het economisch leven van zijn eigen land? Hoe kan men blijven spreken van het bouwen van een rechtvaardige en progressieve samenleving te midden van dergelijke systematische onrechtvaardigheid’?
De brief roept president Rohani dringend op de situatie van de bahá’ís nauwkeurig onder de loep te nemen, aan te pakken en te verbeteren.
Onlangs is door een paar mensen in Iran een ontroerende en krachtige documentaire geproduceerd, met fragmenten van het enorme economische lijden van de bahá’ís, die de aandacht trok van de media. Amnesty International heeft de documentaire op zijn Facebook-pagina gepresenteerd.
Een speciaal verslag over de economische onderdrukking van de Iraanse bahá’ís, in 2015 gepubliceerd door BIC, kan hier worden bekeken: https://www.bic.org/sites/default/files/pdf/their-progress-and -devlopment-are-blocked.pdf.