Den Haag, 6 mei 2019 — Zevenenzestig selecties uit de geschriften van ‘Abdu’l-Bahá zijn deze week voor het eerst gepubliceerd in de Bahá’í Reference Library, waaronder Zijn twee bekende en historische Tafels aan Den Haag. De online publicatie van de werken is een onderdeel van de referentiebibliotheek. Dit onderdeel is gelanceerd in september en maakt de uitgave van bahá’í-geschriften mogelijk die in het Bahá’í-wereldcentrum worden vertaald en voorbereid voor publicatie.
‘Abdu’l-Bahá schrijft een brief tijdens zijn verblijf in het Heilige Land in 1920
De selecties – 34 Engelse vertalingen en 33 originelen in het Perzisch – bevatten verschillende tafelen die verwijzen naar communicatie met Leo Tolstoj, de beroemde Russische schrijver en bewonderaar van het Bahá’í-geloof, evenals Isabella Grinevskaya, ook een Russische auteur en een bahá’í die toneelstukken schreef over het leven van Bahá’u’lláh en de Báb.
De Tafelen aan Den Haag werden in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog geschreven aan de Centrale Organisatie voor een Duurzame Vrede in Den Haag. De eerste Tafel, die van aanzienlijke lengte is, bevat ‘Abdu’l-Bahá‘s analyse van het bereiken van internationale vrede in de context van de noodzaak van bredere politieke, economische en culturele veranderingen. Ongeveer de helft van de eerste brief, geschreven op 17 december 1919, werd vertaald en gepubliceerd in Selecties uit de geschriften van ‘Abdu’l-Bahá. Deze wordt nu in zijn geheel gepubliceerd. Een vroege vertaling van de tweede, kortere brief, geschreven op 1 juli 1920 in reactie op het antwoord van de Organisatie op de eerste Tafel, werd in januari 1921 gepubliceerd in het tijdschrift Star of the West.
Toen ‘Abdu’l-Bahá de twee brieven schreef, bracht de Vredesconferentie van Parijs wereldleiders bijeen om de voorwaarden voor vrede te bespreken na het einde van de Eerste Wereldoorlog. De conferentie leidde tot de oprichting van de Volkenbond. Terwijl Hij de doelstellingen van de Bond prees, zei ‘Abdu’l-Bahá openhartig dat deze te beperkt waren om vrede te realiseren. Hij legde uit dat vrede een diepgaande verandering in het menselijke bewustzijn vereist en een toewijding aan geestelijke waarheden die door Bahá’u’lláh zijn verkondigd. In de eerste brief identificeert ‘Abdu’l-Bahá dan ook dergelijke belangrijke bahá’í-principes, zoals de afschaffing van alle vormen van vooroordelen, de harmonie van wetenschap en religie, de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen, dat religie de oorzaak van liefde moet zijn en andere principes.
In de tweede Tafel keert ‘Abdu’l-Bahá terug naar het idee van het belang van religieus geloof voor het vestigen van vrede, verklarend dat Zijn ‘verlangen naar vrede niet alleen van het verstand afkomstig is: het is een kwestie van religieus geloof en een van de eeuwige fundamenten van het Geloof van God’.
De Bahá’í Reference Library heeft 67 nieuwe selecties uit de geschriften van ‘Abdu’l-Bahá gepubliceerd waarvan 34 Engelse vertalingen en 33 originelen in het Perzisch.
In Zijn boodschap aan Isabella Grinevskaya prees ‘Abdu’l-Bahá haar inspanningen om theatervoorstellingen over de Báb en Bahá’u’lláh te geven, maar waarschuwde haar dat de aandacht van mensen op dat moment gericht was op ‘oorlog en revolutie’, daaraan toevoegend dat ‘de tijd voor theateropvoeringen zal komen’ en dat dit ‘een aanzienlijke impact zal hebben’ in Europa.
Het toneelstuk van Isabella Grinevskaya over de Báb werd voor het eerst opgevoerd in St. Petersburg in januari 1904. Leo Tolstoj las het toneelstuk en schreef mevrouw Grinevskaya om haar te prijzen en zijn sympathie voor de bahá’í-leer met haar te delen, aldus een artikel van Martha Root in de editie van The Bahá’í World van 1934-1936.