DEN HAAG, 15 mei 2023 – Op 18 juni 2023 is het 40 jaar geleden dat de Islamitische Republiek Iran in één nacht 10 bahá’í-vrouwen op een plein in de stad Shiraz executeerde door ophanging. Hun misdaad was dat ze weigerden afstand te doen van hun geloof in een religie die de principes van gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen promoot – afwezig en strafbaar in Iran – evenals eenheid, rechtvaardigheid en eerlijkheid.
De vrouwen werden één voor één opgehangen, elk gedwongen om de dood van de volgende vrouw te zien in een aangrijpende poging om hen te dwingen hun geloof te herroepen. Eén van hen was pas 17; de meesten waren in de twintig. Mensenrechtengroeperingen en gewone burgers over de hele wereld waren geschokt en verontwaardigd over deze barbaarse daad van de Iraanse autoriteiten.
Wereldleiders initieerden destijds een golf van oproepen om de doodvonnissen van de veroordeelde bahá’í-vrouwen en -mannen te laten vernietigen. Maar tevergeefs.
De Baha’i International Community (BIC) lanceert nu een wereldwijde campagne, genaamd #OurStoryIsOne, ter ere van de geëxecuteerde vrouwen en de lange strijd voor gelijkwaardigheid die vrouwen van alle religies en achtergronden in Iran gedurende vele decennia hebben gevoerd en die tot op de dag van vandaag voortduurt.
“Het verhaal van de 10 bahá’í-vrouwen is nog niet voorbij. Het was een hoofdstuk in het zich ontvouwende verhaal van de veerkracht en opoffering van Iraanse vrouwen voor gelijkheid”, zegt Simin Fahandej, vertegenwoordiger van de BIC bij de Verenigde Naties in Genève. “Vandaag de dag kunnen we in het bloed, de tranen en de wonden van duizenden jonge vrouwen in Iran die op zoek zijn naar gelijkwaardigheid, echo’s zien van het onrecht dat de tien vrouwen van Shiraz is aangedaan, wier tragische dood het leven van velen heeft geraakt. We zien dezelfde geest, dezelfde keuze die wordt gemaakt: met uiterste inspanning opkomen voor de principes van rechtvaardigheid en gelijkheid. Hoewel mishandeld en gevangengezet, streven de vrouwen van vandaag – net als degenen vóór hen – moedig naar een rechtvaardig en welvarend Iran.”
In sommige gevallen werden de geëxecuteerde bahá’í-vrouwen gearresteerd op beschuldiging van het geven van morele opvoeding aan jonge kinderen, zowel meisjes als jongens. Sinds de 19e eeuw hebben de bahá’ís in Iran gelijkwaardigheid van man en vrouw bevorderd door middel van inspanningen op elk niveau, waaronder het opzetten van scholen voor meisjes. Na de Islamitische Revolutie van 1979 waren vooral bahá’ís het doelwit omdat ze opriepen tot volledige gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen, waardoor vrouwen konden deelnemen aan alle aspecten van het gemeenschapsleven en aan bijeenkomsten waar mannen aanwezig waren.
“De bahá’í-gemeenschap in Iran heeft altijd opgeroepen tot de volledige deelname van vrouwen aan alle aspecten van het leven in de samenleving, inclusief besluitvormingsprocessen, en heeft daar een hoge prijs voor betaald”, voegde mevrouw Fahandej eraan toe. “Na meer dan 40 jaar van systematische vervolging, die nu helaas is uitgebreid tot alle Iraniërs, heeft de bahá’í-gemeenschap aangedrongen op haar recht om Iran, dat zij als een heilig land beschouwt, te dienen door gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en toegang tot onderwijs, ongeacht de gevolgen voor hun leven.”
Na de executie van de tien vrouwen en gedurende de vier decennia die daarop volgden, werden nog eens honderden bahá’í-vrouwen ernstig vervolgd, waarbij ze zowel als vrouw en als bahá’í werden gediscrimineerd. Na de revolutie werden bahá’í-vrouwen die prominente sociale posities bekleedden in het land ontslagen, gearresteerd en gevangengezet, gemarteld of geëxecuteerd. Degenen die nog in leven waren, werden uitgesloten van universiteiten, van overheidsfuncties en van vrijwel alle aspecten van het sociale leven.
Ter ere van de tien vrouwen van Shiraz en de zaak van rechtvaardigheid en gelijkheid waarvoor zij hun leven gaven, nodigt de BIC nu mensen over de hele wereld uit, of het nu gaat om artiesten, muzikanten, filmmakers of mensen actief in andere creatieve gebieden, om hulde te brengen in hun naam. Bijdragen kunnen zijn: liedjes over de tien vrouwen, korte video’s over hun leven, een herinnering aan de vrouwen zelf, grafische kunst, geschreven werk, posts op sociale media of openbare evenementen en gedenktekens, ter ere van de langdurige strijd en inspanningen voor gelijkwaardigheid in Iran.
De campagne begint in juni en duurt een jaar, met de meest intensieve fase in de eerste drie weken van juni, die leidt tot de 40e gedenkdag van hun executie op 18 juni.
“Steeds meer Iraniërs verenigen zich in een zoektocht naar sociale rechtvaardigheid, en ze hebben zich gericht op de gelijkheid van vrouwen en mannen als een van de meest urgente uitdagingen waarmee het land wordt geconfronteerd”, voegde mevrouw Fahandej toe. “We hopen dat we samen niet alleen de tien bahá’í-vrouwen van Shiraz kunnen eren, maar alle vrouwen in heel Iran die het principe van de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen koesteren en die hebben bijgedragen aan het bouwen van een betere toekomst voor het land door hun doorzettingsvermogen ondanks onderdrukking.”
“Laten we samen staan, verenigd door onze gedeelde ervaringen van veerkracht en onze collectieve inspanningen en offers voor Iran, om te laten zien dat we onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, ongeacht geloof en achtergrond. We hopen dat de herinnering aan de executie van deze tien vrouwen de gesprekken over gerechtigheid en gelijkwaardigheid in Iran zal verhelderen en versterken. Ons verhaal is één en we zullen onze stem verheffen totdat onze gedeelde idealen gerealiseerd zijn.”
Achtergrond
Op 18 juni 1983 werden tien bahá’í-vrouwen, waarvan de meesten in de twintig, en onder wie een jong meisje van 17 en een vrouw van in de vijftig, geëxecuteerd door ophanging op Chowgan Square in Shiraz omdat ze hadden geweigerd hun geloof af te zweren. Deze schokkende gebeurtenis stuitte op consternatie en verontwaardiging bij mensenrechtenorganisaties en gewone mensen over de hele wereld.
Twee nachten eerder werden zes bahá’í-mannen (waarvan sommigen familieleden van deze tien vrouwen) op datzelfde plein geëxecuteerd. In de jaren na de Islamitische Revolutie van 1979 werden meer dan 200 bahá’ís geëxecuteerd door de Iraanse autoriteiten. De moorden stopten pas na internationale verontwaardiging, maar de vervolging van de bahá’ís in Iran gaat tot op de dag van vandaag ongestraft door.
De tien vrouwen werden in oktober en november 1982 gearresteerd. Velen werden eerst vastgehouden in de Sepah-gevangenis en daarna overgebracht naar de Adelabad-gevangenis. Ze werden onderworpen aan harde ondervragingen en martelingen door de Revolutionaire Garde in een poging hen te dwingen hun geloof te herroepen. Hen werd het recht op een advocaat ontzegd, een proces in een openbare rechtbank geweigerd en uiteindelijk werden zij door de sharia-rechter van Shiraz veroordeeld tot executie door ophanging op beschuldiging van ‘zionisme’, ‘spionage voor Israël’ en het geven van morele opvoedingslessen aan kinderen .
Elk van deze vrouwen werd verschillende keren met geweld gedwongen om hen ertoe te brengen hun geloof te verloochenen en zich tot de Islam te bekeren, om aan executie te ontsnappen, maar geen van hen stemde ermee in de verklaringen te ondertekenen die de autoriteiten voor hen hadden opgesteld. Op 18 juni 1983 werden ze in het geheim naar Chowgan Square gebracht en één voor één werden ze opgehangen. Hun families werden niet eens op de hoogte gebracht van hun dood, hun lichamen werden niet teruggegeven aan hun families en ze kregen geen waardige begrafenissen met religieuze rituelen. Er wordt aangenomen dat ze door de autoriteiten zijn begraven op de Baha’i-begraafplaats in Shiraz, die later werd afgebroken en in 2014 werd omgevormd tot een “cultureel en sportgebouw”.
De vrouwen die op die datum geëxecuteerd werden zijn:
- Mona Mahmoudnejad, 17;
- Roya Eshraghi, 23, werd tegelijk met haar moeder Ezzat-Janami Eshraghi geëxecuteerd;
- Simin Saberi, 24;
- Shahin (Shirin) Dalvand, 25;
- Akhtar Sabet, 25;
- Mahshid Niroumand, 28;
- Zarrin Moghimi-Abyaneh, 29;
- Tahereh Arjomandi Siyavashi, 30. Haar man, Jamshid Siavashi, was twee dagen eerder geëxecuteerd;
- Nosrat Ghufrani Yaldaie, 46. Haar zoon, Bahram Yaldaie, was twee dagen eerder geëxecuteerd;
- Ezzat-Janami Eshraghi, 57, samen met haar dochter Roya, 23. Haar man, Enayatullah Eshraghi, was twee dagen eerder geëxecuteerd.